Begrijpend lezen is een apart vak
geworden in Nederlands taal onderwijs. De tekst en de inhoud staat niet
perse centraal bij het lezen maar de methode om de signaalwoorden en
verwijswoorden te herkennen. Het veroorzaakt dat het leesplezier naar de
achtergrond verdwijnt en het lezen zich definieert als omgaan met de
techniek: structuur
van de tekst, hoofdpunten, kernzin, nevenpunten benoemen, signaalwoorden, verwijswoorden. Naar
aanleiding van het internationale rapport How in the world do students
read van 1992 werd de alarmbel geluid omdat we toen een hele lage score
kregen op een vergelijk met 30 landen. Er ontbrak iets. Op basis van de analyses van
deskundigen werden toen maatregelen genomen die begrijpend lezen in het
V.O. en later ook in het basisonderwijs brachten om de leesvaardigheid
te verhogen.
In de uitzending van Lubach bleek ook dat de leesvaardigheid bij Nederlandse kinderen sedert de afgelopen recente jaren in de min is gekomen. In 2018 zit 24% van 15jarigen in Nederland onder het gemiddeld leesniveau! In 2003 was dit relatief nog maar 11%. In 2012 stonden we ten opzichte van andere EUlanden op 5 in de ranglijst van leesvaardigheden. In 2018 stonden we in diezelfde ranglijst op plaats 13. Nederland staat op de allerlaatste plaats 78 in de internationale landen ranglijst van leesplezier.
Niet voor niks dat Arjen Lubach er september 2020, bij stilstond en er een hele leuke satire uitzending van maakte. Het lijkt er ook op dat het leesplezier en daarmee het zelf kunnen (leren) begrijpen van boeken en teksten in de verdrukking komt en dat de methode eerder weerstand oproept om nog te willen lezen.
Didactiek en methodiek komt
altijd na de daad! Niet ervoor. See one, Do one, Teach one is nog steeds
echt de beste ingang. Eerst zelf uitproberen dus. Een didactiek en een
methodiek is een middel om je aan te spiegelen en is er niet om na te
streven of om daarmee het vak of de inhoud te leren. Eerst vooral
lezen! 'Nederlandse kinderen zijn dus wereldkampioen leeshaat' zo
zegt Arjen Lubach. En ook:'je leert puzzeltrucjes' i.p.v. lezen, om zo
het een met het andere te passen en te meten. De volksaard met het opgeheven (schoolmeester)wijsvingertje voor de moraal (dat mag niet) krijgt de overhand en we wapenen ons met didactiek en hoe het moet.
Dat passen en meten is typisch iets Nederlands: Vergelijk het met ruilverkaveling van het landschap in Nederland: waarin alles wat mooi natuurlijk krom en meanderend met rechte linealen werd ingedeeld. Veel beter, veel productiever en overzichtelijker! weg het plezier van de onaffe natuur, het kromme, glooiende en niet logische. Weg natuur en weg avontuur. Ik heb zelf Neerlandistiek gestudeerd omdat ik van lezen hield en de boekenkast van mijn ouders in het dressoir voor mijn 10e verjaardag allemaal allang uit had. Mijn literatuurlijsten op school waren 2x te veel. Ik leerde op de universiteit vakken als Taalkunde (Chomski) zeer waarderen, die vertelt ook iets over de structuur: de zin wordt als een boomstructuur ontleed, waardoor je meteen overzichtelijk snapt hoe het verband en de verhouding werkt. We kregen ook een vak als Taalbeheersing. Dat zei me niet veel. Ik begrijp nu dat hier begrijpend lezen vanaf is geleid. Voor taalbeheersing wordt een studie gemaakt van de manier waarop mensen taal gebruiken voor verschillende doeleinden. Daarbij wordt in de eerste plaats gekeken naar hoe het overtuigingsproces in de praktijk verloopt. Hoe overtuigt bijvoorbeeld een politicus zijn kiezers of een belastingconsulent zijn belastingafdragers? Deze ‘pragma-dialectische’ argumentatietheorie heeft steeds meer invloed gewonnen, In de jaren 70 was dit vooral idealistisch en sociaal gericht: we hebben in die tijd getracht overtuigd en oprecht gemeend de overheids communicatie te vereenvoudigen in begrijpende taal voor de doorsnee burger.
Is er nu zo iets ook aan de hand in de kunsten? met name bij kunsteducatie en kunstmaken? Is er zoiets als begrijpend lezen in het HBO kunstonderwijs? Met de introductie van theaterdocent (eerder docent drama of docent dramatische vorming) in het kunstenlandschap werd in nu 40 jaar tijd een volwassen vak ontwikkeld dat én een autonoom kunstmakerschap inhoudt én educateve programma's ontwerpt en uitvoert. Al een decade voor de eeuwwisseling begon het te rommelen en werd er vanuit beleidsstukken overheid en gemeentelijke instanties gewezen op het belang van samenwerken, en het sociale aspect. Zeg maar de kunstenaar de wijk in, het buurthuis en de mensen in de wijk inspireren met kunst.
Marielle Stolk prijswinnares STAGE |
festival affiche |
In de meeste gevallen werkt de kunstvak mens parttime,en het docentschap wordt vaak gecombineerd met uitvoerend werk, trainers-coach werk of samenwerking met gezelschappen. Belangrijk is vooral ER IS WERK ! Niet zoals in de 1e 20 jaar van het vak met weinig tot geen! werk perspectief. Kunstenaar wordt je omdat 'je het zelf leuk vindt'. of nog erger 'Je vindt het toch leuk om te doen' - met andere woorden: waarom daar betaling tegenover zetten, en ja, de meesten onder ons werken voor de verdiensten en niet omdat dat vak, werk hun plezier en inspiratie is. Nadelen bleken er zeker: zo zorgde de landelijk ingestelde verplichte Interfaculteit bij de kunstvakken evoor dat nieuwe vakspecifieke of inhoudelijke minors voor performance kunst of fysiek theater geen kans meer kregen. De kunstvakken werden ook zonder meer afgevlakt, het vak verdween in zijn autonomie of vakspecifieke meer naar de achtergrond en DE NOODZAAK voor de inhoud werd niet meer vanzelfsprekend voorop gesteld. De kunstvak kunstenaar werd meer toegepaste kunst en verloor enigszins zijn unieke kunstenaarsschap als maker midden in de maatschappij. De samenwerking ontaardde in politiek sturen: eerst de kunstvakken tot 1 en samen met het V.O. binnenschoolse, en dan verder samenwerken van amateurs en professionals: Partijen die vaak voor hun financiele ondersteuning afhankelijk waren van subsidie van Gemeente, Provincie en Overheid, kwamen er niet onder uit voortaan een samenwerkende partij op te zoeken: een vereniging van 'liefhebbers' met een professionele regisseur bijvoorbeeld.
Hotspot Hafakker 1991 |
Het Virus spelersgroep worldtradecenter |
Toestanden van Werktheater YouTube |
Begrijpend theater maken? SOCIAAL ARTISTIEK is een verzamelterm en behoorlijk versluierend. Is nu de kunst als middel ingezet of is de kunst als uitingvorm autonoom. Staat het artistieke met andere woorden voorop of gaat het om louter toepassing om het sociaal wenselijke te dienen? Gaat het om sociale trucjes en puzzelstukjes? Doet het recht aan het makersschap? In de afgelopen jaren is er een tendens naar project onderwijs op het HBO en in de kunstvakken betekent dit dat er opnieuw minder wordt geinvesteerd in het kunsthoederschap, de techniek van de kunst en meer wordt gezien in de toepassing opzoeken. De kern ligt nog steeds in de 'vertaling' die je als kunstvak kunstenaar zelf eigen maakt, maar het is nu losgezongen van het vak en haar eigene techniek zelf. In het begin geloofden we erin dat je voor een kunstvak eerst je zelf moest ontwikkelen als kunstenaar in dat vak, zodat je vanuit die achtergrond kon leren maken en lesgeven aan anderen. Leerde je eerst nog in de kunstvakken een behoorlijke dosis techniek van theaterspel, dans, beeldend, muziek, nu is dat meer en meer ingevuld met het idee om dat in een sociale context op te zoeken. Leerde je als kunstvak ook eerst en vooral als kunstenaar het uitvoerende en het makersschap als centrum daarin, nu is het meer de afgeleide vorm of idee eerst.
Met het Werktheater ben ik voor de kleinschaligheid! Ik ben zelf in die tijd mime en moderne dans gaan doen en sta een onderzoekende kunstenaar voor die observeert en maakt en dan met de inhoud de wereld verovert. De kunsteducacie - voorstellingen voor onderwijs, moet toch echt 'de school verbouwen' om zo een goede context te scheppen waarin het kunstwerk tot zijn recht kan komen in die context. Het moet gisten. Kunstdocent betekent inspireren en aanspreken. Elke les is een voorstelling op zich als je onderzoekt en je eigen rol daarin als maker recht wil doen. Sociaal artistiek lijkt nu vooral een politiek geladen instrument geworden om kunst te sturen. De groepen hierboven genoemd zijn artistiek interessant en ontwikklen hun eigen stijl en impact. Het lijkt erop dat vele projecten nu financieel worden mogelijk gemaakt op grond van sociale kleur, of sociale invulling: het lijkt erop dat die projecten niet ontstaan vanuit artistieke noodzaak en inhoud maar vanuit geld en politieke wenselijkheid. Het doelgroependenken is een verdienmodel. Het vak en de techniek verdwijnt naar een oppervlakkig aanraken. Hier lijkt een discours over het sociale artistieke en het de kunstvakopleiding en politiek zinvol.
Deze discours is eerder gevoerd. Rond de eeuwwisseling was er veel aandacht voor bij de theaterdocent opleiding in Arnhem. Ik roep deze hier weer even terug om te spiegelen: In de Kunsten van ArtEZ (tijdschrift van ArtEZ onder redactie van Jeroen van der Eijnde) was een aantal jaren aandacht voor de afstudeervoorstellingen van buiten door o.m. Peter Nijenhuis en Joost Koning als expertise recensenten. Zij brachten ook jaren de discussie op peil omtrent de specifieke aard van de docent theateropleidingen en waren daartoe ingehuurd door de faculteit Theater. Bij de lichting 1998-1999 noemde Peter Nijenhuis met name 3 - volgens hem talenten tot onpretentieuze, communicatieve en vormsterke theatermakers: Niet te dicht bij de bar van Laura Martin, Het nieuwe vermakelijke ganzenspel van Fransje Kraaij" en Fuga van Sonja Siddre.
Hij stelde vooraf: "Hoe kun je voorstellingen... (vanuit docent drama mensen) op hun waarde schatten, rekening houdend met hun bizondere aard. Een drama - docent theater werkt immers niet met professionele acteurs, maar met amateurs en het maken van een amateurvoorstelling vraagt een bizondere aanpak...."
Dit zie je ook steeds meer terug in het professionele circuit waar naast professionele acteurs, amateurs op de planken staan.
Mimekrant 1988-Nederlands Mime Centrum uitgave-interview |
Natuurlijk
is er is geen fundamenteel verschil! Nijenhuis: "In beide gevallen
(amateur en professioneel theater) gaat het om een gebeurtenis op het
toneel, die op een of andere manier interessant en meeslepend moet
zijn." Joost Koning vindt "dat je als
theaterdocent moet leren dealen met mensen die geen acteur zijn, met
kinderen van 6 of pubers. en dan kun je nog wel degelijk artistiek bezig
zijn, maar je hebt de beperkingen van je spelersmateriaal. En ik ben
het niet met Peter Nijenhuis eens dat je dan geen wereldliteratuur kunt
spelen - Shakespeare wordt ook succesvol met mongolen gedaan, om het
maar extreem te zeggen - maar je moet er wel een goede vertaling voor vinden."
In
2001 volgde nogmaals aandacht en publicatie in De Kunsten onder
redactie van Jeroen van der Eijnde. Dat werd breed over alle docent
opleidingen gedaan. Voor de theaterfaculteit werd o.m. Natasja Hollander
met Wie in Kilder woont, uitgelicht. "Joyce van de Berg en Relinde Moors maakten op
grond van schrijfopdrachten en improvisatie 2 serieuze heldere
werkstukken, evenals Evelien Feltzer met haar video film Een klein
verhaal over liefde. Edwin Klein met zijn Dora werd genoemd als
'lichtvoetige en cartoonachtige" voorstelling. Joost Brouwer met
Witbalans werd omschreven als: " een vorm en inhoudsonderzoek" .... "een radicaal voorstel
in de discussie over de handeling - verwijzing en interpretatie om de
aandacht ... op het hier en nu te vestigen leverde een intrigerende
voorstelling op." "
Kim Pieters en Leonie Pastoor maakten allebei een
nogal maffe en schimmige voorstelling. Waar ging het over? Ik zou het
niet weten maar ik vond beide wel betoverend."